Zelf een beleggingsportefeuille samenstellen is niet extreem ingewikkeld. Je moet wel een paar dingen in de gaten houden.
Wie vermogen wil opbouwen voor een specifiek doel in de toekomst – bijvoorbeeld extra pensioen – kan z’n geld laten beleggen door een bank of een ander vermogensbeheerder.
Maar met een beetje aandacht is er voor doe-het-zelvers ook veel mogelijk. Dan moet je wel de volgende zaken in de gaten houden.
1) Hoe beleg je?
Voor de langetermijnbelegger die weinig rompslomp wil, is het handig om in mandjes van aandelen en obligaties te beleggen. Daarmee voldoe je meteen aan de basisregel dat het niet verstandig is om je geld op één of twee individuele beleggingen te zetten. Meer spreiding verkleint de risico’s.
Bij mandjes van aandelen of obligaties heb je grofweg twee smaken: actief beheerde beleggingsfondsen en zogenoemde indexfondsen.
In het geval van actief beheerde beleggingsfondsen probeert een fondsmanager met specifieke keuzes 'de markt', ofwel een brede index, te verslaan. Met een indexfonds volg je simpelweg een brede index.
Voor actief beheer vragen fondsbeheerders een hogere vergoeding, vaak van 1 procent of meer per jaar van het belegde vermogen. Indexfondsen kosten vaak minder dan een half procent per jaar van het vermogen.
Uit onderzoek blijkt dat slechts een minderheid van de actief beheerde beleggingsfondsen op een termijn van tien jaar of meer de index weet te verslaan. Zie hier voor een recente studie.
Het vergt dus onderzoek en vertrouwen, als je geld op een actieve fondsbeheerder zet.
2) Welke mix?
Een standaard beleggingsportefeuille bevat een mix van aandelen en obligaties, eventueel aangevuld met een klein percentage van afwijkende beleggingen, zoals grondstoffen.
Bij aandelen kun je denken aan een brede Europese aandelenindex of een wereldindex; bij obligaties aan breed samengestelde mandjes van overheids- en bedrijfsobligaties.
Voor de beste portefeuillemix zijn diverse vuistregels bedacht. De basis is dat wie jong is en nog lang te gaan heeft een hoger percentage aandelen in de beleggingsportefeuille kan aanhouden. Aandelen zijn risicovoller omdat koersen heftiger schommelen, maar leveren op de lange termijn vaak meer op.
Naarmate de datum nadert waarop het vermogen beschikbaar moet zijn, ligt een verschuiving in de beleggingsmix voor de hand: een kleiner percentage aandelen en meer beleggingen met een lager rendement, maar grotere zekerheid van vermogensbehoud.
Lees hier meer over specifieke vuistregels voor de verhouding tussen aandelen en obligaties. Belangrijk punt voor doe-het-zelvers is dat ze in de gaten moeten blijven houden of het risicoprofiel van hun beleggingsportefeuille in lijn is met wat ze willen en periodiek moeten bijsturen. Dit vergt dus aandacht en discipline.
3) Regelmatig inzetten
Tot slot is de vraag voor veel beleggers: hoe regelmatig zet ik in? De meest simpele manier is om maandelijks een vast bedrag te reserveren en dit te beleggen. Hiermee middel je automatisch tussen perioden waarin beurskoersen hoger en lager staan.
Je kunt ook jaarlijks een bedrag beleggen. Daarbij loop je het risico dat je wat vaker op een ongelukkig moment instapt. Uit een recente studie - zie dit artikel - blijkt overigens dat de risico's van jaarlijks één bedrag beleggen relatief klein zijn als de beleggingstermijn echt lang is, bijvoorbeeld twintig jaar.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl